Dag 9: op naar Italië

Na een paar dagen in dit dal te hebben gebivakkeerd, was het wel weer eens tijd voor iets nieuws. Dat we gisteravond nog wat regen hadden gehad was wat onhandig voor het droog opbergen van de tenten, maar gelukkig was het in de ochtend wel weer gewoon blauw en hadden we een aardig plekje om de tenten te drogen leggen. Rond een uur of elf hadden we alles weer in de bus, hadden we de camping betaald (ad 76 euro per nacht) en reden we weg uit Prutz.

Onze route ging via Innsbruck en de Brennerpas naar Italië, waar we op een goed moment naar het Oosten afbogen en op zoek zouden gaan naar een camping. We hielden nog een pitstop bij een klein tentje vlak langs de autoweg en toen kon de zoektocht beginnen*. De eerste camping was gelijk de mooiste, maar die was waarschijnlijk al een paar jaar eerder failliet gegaan. Overgroeide kamplaatsen, een asfaltweg die gestaag door de boomwortels vernield werd, houten bankjes in de schaduw, vlak bij een rivier. Overal waren stopcontacten (van het stroom af) en het wc-blok lag er verlaten bij (afgesloten).

Helaas moesten we verder en de twee campings die volgden stemden ons niet al te vrolijk. De eerste was een brandende oven (maar er was wel een zwembad en een Italiaan die zich als een kabouter verkleed had) ergens in een buitenwijk van een dorp, de tweede lag aan een druk toeristisch meer, waar -ze zelfs voor ons- geen plek meer hadden. We reden inmiddels midden in de Dolimiti en druk en toeristisch waren hier eigenlijk wel de sleutelwoorden. In een optocht van auto’s reden we omhoog naar de volgende camping optie, die er van een afstand weinig hoopgevend uitzag: dikke rijen van campers zagen we al op een helling staan. Toen we echter de hoek omreden, bleek de camping klein en voornamelijk bedoeld voor tentjes, en we zagen nog plek ook**!

Nadat we de twee kleine tentjes hadden opgezet, sprongen we snel in de auto om te voorkomen dat we weer voor een gesloten supermarktdeur zouden komen te staan***. Achteraf bleek dat we net zo goed hadden kunnen lopen want DeSpar (zoals die hier heten), bleek vlak achter ons aan het fotogenieke, maar o zo drukke meer te liggen. Het was een DeSpar waar je niet graag afhankelijk van wilde zijn: beperkt assortiment, duur, vooral gericht op de snelle snack voor de plaatselijke toerist. We kochten er het noodzakelijke en keerden vervolgens weer terug naar de camping.

En toen hadden we een biertje verdiend! Die vonden we op het terras van het restaurant dat aan de camping gelieerd was en dat over de camping uitkeek. Het witbier was helaas net op, maar een gewoon biertje hadden ze nog wel, dus was dat de logische tweede optie. Na het biertje zetten we ons aan het avondeten (rijst met pindasaus, uiteraard niet van DeSpar, maar zelf gemaakt) en verbaasden we ons over de hordes auto’s die van de berg naar beneden kwamen. Na het eten volgde het avondprogramma, waarna we wederom niet te laat naar bed gingen.

===========

* met curryworst voor Mae.

** veel wandelaars, kletteraars en andere actievelingen.  

*** vreemd hoe dat gaat, maar als wij om elf uur vertrekken en volgens google maps slechts drie uur rijden voor de boeg hebben, arriveren we steevast pas na vier uur. Een pitstop, een keer fout rijden, stoppen bij wat campings en de dag s voorbij voordat je er erg in hebt.

Dag 8: in de gletsjer!

Na een dagje, uhm…, ‘cultuur’, was het nu weer de beurt aan wat natuur. Oskar had ergens een foto gezien van wat lieden die lachend in een gletsjer stonden -dus onder en niet op het ijs- en dat leek ons wel wat. Gletsjers bestaan over twintig jaar niet meer, zo wordt ons verteld, dus dit was de unieke kans om toch nog een keertje een gletsjer gezien te hebben en wie weet erin gestaan te hebben.

Maar eerst moesten we nog boodschappen doen, want niet alleen sloten de supermarkten in dit dal op zaterdag om zes uur, op zondag was alleen de spar tot 11 uur open. Of althans, dat dachten we, maar dat bleek eigenlijk alleen voor de cafetaria te gelden. Nog een dag aardappelsoep?!! Gelukkig zag Elisa dat er toch ook wat mensen in de supermarkt spullen pakten en vervolgens bij de cafetaria afrekende, zodat we De koffie werd bij de bakker genoten, mede omdat we daar ook stroom konden tappen voor onze bijna lege iphones*. Vanaf daar reden we via een steeds dunbevolkter gebied in de richting van de gletsjer. Dat we op een goed moment bij een slagboom kwamen waar ze tickets verkochten voor lieden die verder wilden, hadden we niet helemaal verwacht, maar we lieten ons niet uit het veld slaan. Vijftig euro lichter zetten we onze tocht voort.

En laten we eerlijk zijn: het was de moeite waard. Ook al waren we niet de enigen die op het idee waren gekomen om een gletsjer te bezoeken, was het gebied dusdanig groot dat je niet al te veel last had van andere bezoekers. Bovendien zagen we al snel mooie blauwe gentianen, van die schattige paars-oranje leeuwenbekjes, veenpluis en de ene na de andere mooie waterval. Dat de weg keurig was gemarkeerd met nummers, zodat je precies kon zien wanneer we weer langs een bezienswaardigheid reden, was de kers op de taart**.

Aan het einde van de tocht naar boven, bevonden we ons op parkeerplaats midden in een wereld van gruis, steen en gletsjer. Overigens bleken de mooie witte vlekken van de gletsjer bij nadere beschouwing uit grote witte doeken te bestaan die over de sneeuw waren gespannen, om zo een deel van de gletsjer kunstmatig in het leven te houden. Het kon de pret niet drukken, want dankzij deze bescherming bleek het inderdaad mogelijk om ergens in de gletsjer te stappen! Door een uit ijs gehakte druipende gang, maakte we een rondwandeling van een kleine honderd meter, om vervolgens weer veilig uit het ijs te kruipen.  In hoeverre er hier niet een perfecte overlevingsplaats voor het coronavirus was gecreëerd vroegen we ons wel af.

Om niet alleen op de parkeerplaats te zijn geweest, besloten we onze lunch ergens op een plaatselijke piek te gaan houden. De tocht daarnaartoe viel zwaar -we zaten dan ook ruim boven de 2000 meter-, maar het uitzicht vanaf daar op de gletsjer was prachtig. Hier aten we onze lunch, scharrelden we wat rond en fotografeerden we de plaatselijke flora. Eenmaal terug bij de bus, zakten we een paar honderd meter af in het dal om daar vervolgens nog een kleine wandeling te maken***. Zoals gezegd was het allemaal erg mooi qua natuur en omgeving.

Eenmaal terug bij de camping, vervielen we weer in het kampeerleven. De kinderen speelden in de speeltuin, er werden boeken gelezen, puzzels gedaan en ik ging nog even hardlopen****. De avondmaaltijd bestond uit gnocci en andere deeg-maaksels die verdacht veel naar lijm smaakten, dus dat deed ons toch weer terugverlangen naar die aardappelsoep van de dag eerder. Verderop in het dal trok een onweersgebied langs, waar wij alleen een klein buitje van meekregen. Maar toen lagen we alweer in onze slaapzakken.

==========

* hier las Lou (10) haar eerste Engelse boek uit, een murder mystery genaamd Close to Home van Clara Hunt.

** overigens was een bezienswaardigheid als ‘lupineveld’ niet zo heel erg bezienswaardig als je al een kwartier langs lupines aan het rijden was, maar dat terzijde.

*** Hier stonden de kleine blauwe gentianen, een paar welriekende nachtorchissen en een keverorchis.

**** puzzels, as in, puzzelboekjes.

Dag 7: Rodelbaantje

Waiting in the kids paradise from hell…

Hèt grote avontuur van deze dag vond eigenlijk ruim duizend kilometer verderop plaats, in Driemond wel te verstaan. In de ochtend ontving Elisa een chatbericht van de buurvrouw op de volkstuin dat er ‘een gespierde, niet Nederlandse man’ luidruchtig in onze tuin aan het rondscharrelen was en of we die kende. Even later kregen we het bericht dat de persoon zelfs in ons huisje zat, waarop Elisa adviseerde om 112 te bellen: wij kenden best wel wat niet Nederlandse mannen -de plaatselijke camping stond er vol van-, maar geen enkele die iets in onze tuin te zoeken had en al helemaal niet met gespierde bovenlijven. Niet veel later kregen we bericht dat het sujet zich met een e-bike uit de voeten had gemaakt, dat hij de deur had geforceerd, dat hij had overnacht in ons huisje en kregen we foto’s van sigarettenpeuken en vertrapte planten (hij had de waterslang bij de buren geleend om zich te douchen). De politie kwam er bij (‘flut-slot’: altijd makkelijk achteraf), de hele volkstuin was in rep en roer, behalve dan dat wij daar niets van meekregen aangezien we bij onze tent aan de rivier in Oostenrijk zaten.

Terwijl dit avontuur zich voltrok deden Elisa en ik wat inkopen bij de bakker, waar we ook wat koffie dronken, waarna we ons klaar maakten voor vertrek. Het mislukte rodelbaanavontuur van de dag hiervoor konden de kinderen niet zomaar loslaten, dus ze stonden erop dat we nog één keer moesten terugkeren naar het kinderparadijs from hell, al was het maar om de rodelbaan man daarboven eens diep (en dreigend) in de ogen te kijken. Nadat we met moeite een parkeerplak hadden gevonden in het vreselijk skidorp, kochten we kaartjes voor de stoeltjeslift en de rodelbaan en stegen we weer op*. Eenmaal boven bleek de wachttijd voor het rodelgebeuren een uur te bedragen, zodat we tandenknarsend, ZONDER IETS TE CONSUMEREN, een uur op de alp verbleven. De rit naar beneden ging een heel stuk sneller, maar of het de tijd en moeite nou echt waard was…?

Klaar voor vertrek!

Zo bewolkt en regenachtig als het gisteren was, zo vriendelijk blauw zag de lucht er vandaag uit, dus nadat we weer in het dal waren teruggekeerd raapten we onze zwemkleding bij elkaar en keerden we terug naar het meertje voor een frisse duik**. Na deze verkoeling stond ons een nieuwe verrassing te wachten: de supermarkten in dit dal sloten op zaterdag allemaal stipt om zes uur. Jammer dat we daar pas kwart over zes achter kwamen….

Door deze tegenslag lieten we ons uiteraard niet uit het veld slaan. We hadden nog wat aardappelen en een courgette voor een soepje, er werd een augurken-appel salade in elkaar gehannest, terwijl we in de kampwinkel instant noedels voor de kinderen en bier voor de ouders kochten***. Het zal niet de beste maaltijd van de vakantie zijn geweest, maar dood van de honger gingen we in elk geval niet. Ik werkte mijn achterstand qua avonturen verder bij, waarna we weer richting bed vertrokken.

==========

* we, dat waren de oudste drie kinderen en ik, want de jongste had weinig behoefte om in een krakkemikkig karretje van de alp naar beneden te scheuren. Zij en Elisa liepen een heel stuk de helling op en hebben daar een half uur tevergeefs op onze doorkomst staan wachten. 

** ik liet de duik schieten om een beetje bij te kunnen schrijven voor het vakantieverslag.

*** overigens waren dat wel de duurste instant noedels on record: waar zo’n pakje in de supermarkt slechts 50 cent kostte, mochten we hier 2 euro 50 per pakje aftikken…. 

Dag 6: wandelavontuur

De dag begon met de regen die op de tenten tikten, wat nu niet bepaald de aanmoediging was om snel uit bed te komen. Toen de regen uiteindelijk stopte, kroop iedereen uit de tenten, waarna er uitgebreid ontbeten werd*. De avonturen van de nacht werden eens doorgesproken (regen, een Duitse party rond een uur of één, de kerkklok die op zes uur ’s ochtends weer eens uit zijn/haar dak was gegaan), waarna we ons over de nieuwe dag gingen bekommeren. De weersverwachtingen waren wisselvallig, de animo voor een tweede wandeltocht was beperkt, dus wat dan wel? Het besluit werd uitgesteld door naar de bakker/koffiebar van het dorp te gaan om daar onder het genot van koffie (en taartjes) de kaart van de omgeving nog eens aan naar de kaart van de omgeving te kijken.

De mistige morgen

Zonder nou tot een duidelijk plan te zijn gekomen, besloten we een stukje de helling op te rijden, naar een dorp genaamd Fiss. Dit bleek een vrij treurig ski/mountainbike-dorp zonder sjeu, waar eigenlijk weinig anders te doen was dan een lift naar boven te nemen om de plaatselijke treurnis te ontsnappen**. Boven werd de sfeer een stuk beter omdat we de nodige nieuwe planten tegen het lijf liepen (onder andere rode bremraap, parnasia, gele gentiaan) en dat sloeg om in balorigheid toen we plotseling op een soort alpenkinderparadijs stuitten. Rodelbaan, kermisattracties, mottige pony’s, klim- en speeltoestellen en dat alles met de slogan ‘We are family’.  

Wat te doen? Onder het mom van If you can’t beat them, join them kochten we wat tokens om vanuit een toren in de uiers van een koe te springen (I kid you not), wat een aantal mooie plaatjes opleverde:

Na deze verpozing was eigenlijk het plan om naar de rodelbaan te gaan en deze kinderhel achter ons te laten, maar aangezien we voor ons gevoel pas net boven waren, besloten we eerst nog een kleine bergwandeling te maken. Na een kwartiertje wandelen langs de flank stuitte we op een tweede lift, die ons naar een hoogte van 2436 meter zou brengen. We konden de top soms zelfs zien tussen de wolken en dat zag er toch ook wel mooi uit. Niet dat we echt van plan waren om erin te gaan, maar toen we informeerden hoe duur een tochtje naar boven kostte en de goede man van de lift zei dat we wel gratis mee mochten, was het besluit snel genomen.

In de eerste instantie leek het een goed besluit. Vanuit de lift zagen we een dikke moermeltier, het uitzicht boven was prachtig, er was zowaar zelfs zon en er stonden wederom weer wat andere planten (vanille-orchis). Het enige probleem was dat het opeens vier uur bleek te zijn en dat we sinds ons ontbijt geen hap meer gegeten hadden. Om te voorkomen dat de hongerklop tijdens de afdaling snoeihard zou toeslaan, besloten we dus eerst wat borden friet te eten. Even hoopten we nog dat we weer gewoon met de lift weer naar beneden konden gaan (om zo wellicht nog net op tijd bij de roddelbaan te komen…), maar aangezien we geen ticket hadden, viel die optie af.

Afdalen dus, langs de koeien en de bloemen. Alleen wel jammer dat het weer vrij vlak onder de top omsloeg. Geen onweer -dat gelukkig niet- maar wel spetters, druppels en op een goed moment echte regen. Als verzopen katten joegen we de helling af, in de hoop dat we nog net op tijd zouden zijn om de laatste lift naar het dorp te kunnen pakken. Ondanks onze versnelling en zelfs de sprint op het eind, waren we nèt op tijd om de baas van de lift te zien wegrijden, het dal in.

Als er iets treurige is dan een kinderparadijs op een mooie alpenwei, dan is het een verlaten kinderparadijs in de regen op een mooie alpenwei. Weliswaar hadden we het grootste deel van de duizend meter afdaling er wel opzitten (600 meter), maar niemand had zin om dat laatste uur in de regen verder af te moeten leggen. Besloten werd dat ik de auto zou gaan halen, in de hoop dat het kleine asfaltweggetje dat naar het dorp beneden leidde niet bij het dorp afgesloten zou zijn. Twee-en-twintig minuten rennen later stond ik hijgend en dampend bij de bus, waarna de toch wel spannende rit omhoog nog moest volgen. Het asfaltpaadje was smal en aangezien er ook nog werkverkeer naar beneden kon komen, slingerde ik toeterend naar boven, waar niet al te veel later met luid gejuich ontvangen werd! Wat begon als een saaie, doelloze dag was per ongeluk veranderd in een zeer avontuurlijke (en natte) dag.

Terug bij de tent trok iedereen droge, warme kleding aan en was het besluit snel genomen om het avontuur op gepaste wijze af te sluiten: door niet nog zelf te gaan koken, maar door naar de plaatselijke pizzeria op de heuvel te gaan. Prima eten, prima prijs en niet lang daarna lagen we weer in onze slaapzakken.

=======

* Eén van de kinderen vindt backed beans in tomato sauce erg lekker, terwijl twee anderen zich over de couscous van de dag daarvoor bekommerden.

** Verder was de sfeer wat kribbig, wat een extra reden was om voor de ontsnapping naar boven te kiezen.

Dag 5: burchtwandeling

De voorgaande dag hadden we al besloten wat we vandaag zouden doen: een kleine wandeling naar de oude burcht die we vanaf de rivier konden zien liggen. Het was een stijging van een paar honderd meter, er zou een mooi (zwem?)meertje zijn, een supermarktje en het geheel zou niet meer dan twee-en-een-half uur in beslag nemen. Alle tijd dus om rustig uit te slapen (half tien!), wat brood te kopen bij de bakker in het dorp en uitgebreid te ontbijten met zelfgebrouwen thee en koffie.

Ondanks de voorspelling dat het om drie uur weer zou gaan onweren en regenen, zag de hemel er redelijk blauw en onschuldig uit. Met de zwemkleding en helende water uit de bron, begaven we ons via de steile route de helling op. Het pad liep langs prachtige alpenweitje met erg veel bloemen (grote klis, huislook, zonneroosje, gele monnikskap, aar ereprijs, prachtanjer, bremraap en vele anderen) en insecten (koninginnenpage, Keizersmantel, mooie groen-goude kevers). Gegeven dat we zo’n beetje op het heetst van de dag vertrokken waren, hield wel in dat het een zwaar klusje was om boven te komen*.

Gelukkig haalden we de top uiteindelijk wel. Hier wachtten ons twee teleurstellingen en één meevaller. De meevaller was dat de supermarkt in het dorp gewoon open bleek, terwijl het toch echt half twee was. Met gekoelde Oostenrijkse drankjes en wat versnaperingen namen we op een bankje plaats om weer een beetje op adem te komen. De twee teleurstellingen waren vervolgens dat het meertje echt iets te vies was om in te kunnen zwemmen en dat de burcht alleen in de ochtend open was.

Keizersmantel

De terugweg was een stuk makkelijker, niet alleen omdat we naar beneden gingen, maar ook omdat we over een meer beschaduwd pad liepen. We aten nog ergens wat brood, bestudeerde een mierennest en daalden toen weer af naar de rivier en de camping. Hier bleek een grote behoefte aan verkoeling -vier uur, er was nog geen druppel gevallen- dus reden we met de bus naar een plaatselijk meer (met eiland). Terwijl de meute het water indook, besloot ik in de hitte te gaan hardlopen, iets waar ik op een goed moment toch wel wat spijt kreeg**.

Het avondprogramma leek redelijk op die van voorgaande avond: er werden boodschappen gedaan, gekookt (tijdens de regen) en gegeten. Verder ben ik nog een half uurtje in de openbare toiletruimte bij de bron gaan zitten om aan mijn reisverslag te schrijven***. De reden dat ik daar ging zitten was niet mijn voorliefde voor toiletgebouwen, maar de schrijnende noodzaak om ergens bij een stroompunt te moeten zijn****. Toen we gingen slapen kwam de regen en de donder alsnog.

===========

* overigens waren er ook echte steigerroutes naar boven, dus we hadden het onszelf nog een heel stuk moeilijker kunnen maken.

** ik werd gered door een fontein in het dorp Ried, want mijn tong zat toen al enge tijd aan mijn gehemelte vastgeplakt.

*** die bleek bij nadere ‘beruiking’ toch wat minder fris dan ik in de eerste instantie had gedacht.

**** Het leven van een kamper in de moderne tijd is er eentje in een continue zoektocht naar stroom (voor laptops, smartphones, fitbits, baterijen van fototoestellen en powerbanks) en dit was de enige plek die ik tot nu toe gevonden had die in deze behoefte kon voorzien

Dag 4: toch weer verder

Camping nummer twee

Dag twee aan de Bodensee. Wilden we nog een dagje blijven of niet? Niemand had erg veel trek om weer een lange dag in de auto te gaan zitten, maar die Bodensee en dit dorpje kenden we inmiddels wel. Best aardig, best saai. Ik had de vorige dag een dappere poging gedaan een goede camping te vinden die niet al te ver rijden was, maar dat bleek toch minder makkelijk dan verwacht. Alle ‘leuke’ campings waren al snel vier en half uur rijden en alles wat dichterbij lag leek voornamelijk camper-campings-no-tents-welcome te zijn. Er werd een familieberaad gehouden, de koppen werden geteld en er werd besloten dat we toch maar gewoon zouden opbreken en een route zouden kiezen waarbij we langs zoveel mogelijk campingopties zouden komen. Eerst anderhalf uur rijden, daarna zoeken.

Toen deze kogel eenmaal door de kerk was, ging het snel. Tenten werden in een rap tempo afgebroken, de bus werd wederom provisorisch bij elkaar gelapt, de troep werd zo goed en zo kwaad als het ging in de bus gegooid en rijden maar! Na een stief kwartiertje rijden bereikten we de grens en reden we Oostenrijk binnen. We passeerden Liechtenstein en doken vervolgens Tirol in. Anderhalf uur en een paar hele lange tunnels later bevonden we ons in het dal waar we onze hoop op hadden gevestigd. Hier streken we neer voor een welverdiende koffie met apfelstrudel, waarna we ons gameplan nog één keer doorspraken*.

Als je een ‘stukje’ appelgebak bestelt in Oostenrijk

Vanaf hier ging het van camping naar camping. Tot onze opluchting bleek er bij elke camping nog wel plek te zijn (ook voor tentjes), maar de eerste twee vielen toch af: óf te aangeharkt, óf te op elkaar gepropt achter een muurtje. Bij nummer drie hadden we een beter gevoel. De camping zelf was net zo aangeharkt als de voorgaande opties, maar vlak naast het officiële kampterrein stonden wat tentjes verspreid vlak naast wat kinderspeeltoestellen en een tafeltennistafel. Na navraag gedaan te hebben, bleek je daar ook gewoon je tent op te kunnen zetten, wat we dus al snel deden. Tussen het gebouwtje van de plaatselijke volleybalvereniging en de snelstromende rivier (Inn) in, naast een (koude) privédouche en tweehonderd meter van een heilzame bron van water. Het was weliswaar wel een stukje lopen van het wc-blok, maar bij hoge nood kon je ook terecht bij de bron waar ze een redelijk schone openbare toilet hadden.

Who’s your daddy now?

De rest van de dag stond in het teken van het bezoeken van de Tourist info (om een kaart van de omgeving aan te schaffen), een ritje naar de plaatselijke supermarkt, het opzetten van de Tarp**, het koken van avondeten en een kleine avondwandeling om de omgeving te verkennen. Wederom redelijk uitgeput kropen we om half tien onze slaapzakjes in.

===========

* je kon overigens gerust van een apfelstrudel met koffie spreken, want de stukken appeltaart waren genoeg om een volwassen vent een paar dagen op de been te houden: rare jongens die Oostenrijkers.

**  De vader werd in de eerste instantie nog een beetje meewarig aangekeken dat hij dit ding wilde opzetten, maar toen het een half uur later begon te donderen en te regen, was iedereen prompt vol lof. We konden in elk geval droog onze Mexicaanse flappen opeten.

Dag 3: Bodensee

kerkje bij de Bodensee

Zoals gezegd, deze camping bood geen enkele bescherming tegen de zon, dus rond half acht werden we één voor één uit onze tenten gebrand. Elisa vertrok richting meer, ik ging een stuk rennen* en de kids -toen ze eenmaal compleet waren- vertrokken vervolgens ook naar een verkoelende duik. Tegen de tijd dat ik terugkwam van mijn moeizame rentocht nam ik ook nog een duik in het meer, waarna we klaar waren voor de dag.

Het werd een beetje een rustdag. De zijstang van de auto werd zo goed en zo kwaad als het ging aan de rest van de auto verankerd**, waarna we te voet het dorp gingen bezoeken. Het bleek een klein gebeuren, waar wel alles was wat je nodig had: een supermarkt, een apotheek, een Italiaanse ijs/koffietent, een kebab barretje en overal do-it-yourself fruitstalletjes waar je plaatselijk fruit kon kopen. Het was ook typisch zo’n dorp waar om twaalf uur alles dichtging om vervolgens pas weer om drie uur open te gaan. Ons eerste doel was koffie (met ijs) en nadat we ons in de plaatselijke corona-gewoontes hadden verdiept (handen wassen, mét kapje op naar de terrastafel, daar kapje af doen en kuchen naar eigen inzicht) bestelden we ijs, koffie en wat te drinken. Tegen de tijd dat we dat achter de kiezen hadden, waren we alweer in de middag ‘deadzone’ beland, dus slenterden we via het kerkje aan het meer terug naar de camping en doken toen met z’n allen in het meer. De rest van de middag werd er wat gekibbeld over wie welk onderdeel van de driedelige Linda mocht lezen.

Koddige biertjes

Toen de kinderen voor de derde keer richting meer vertrokken, gingen de ouders op pad voor de boodschappen. Eerst werd de plaatselijke Italiaan nog even aangedaan voor een koddig biertje, waarna we ons best moesten doen om uit de weirde selectie van de plaatselijke supermarkt een voedzame maaltijd samen te stellen. Het werd uiteindelijk tortilla met brood, wat prima werkte. Onder een dreigende lucht en de nodige onweer en bliksem in de verte aten we ons maaltje op. Nadat we bij het wc-hok nog een kleine corona-aanvaring hadden gehad, doken we allemaal de tent weer in***.

Avondmaaltje

* dodelijk

** dit proces werd de komende dagen nog vele malen herhaald, want de stang bleek van oudsher dé opstapmanier voor de kids om in de bus te komen, iets wat maar moeilijk uit hun systeem te halen was. Het mantra ‘niet op de stang staan’ werd in de dagen die volgden dan ook nog vaak gezongen, niet altijd met succes.

*** we stonden onze tanden buiten te poetsen (dus geen mondkapje) toen een Duits sprekende dame ons bijna voor heksen uitmaakte dat we onze tanden stonden te poetsen bij de wasbak waar zij haar potten en pannen altijd waste. Of we nog nooit van corona gehoord hadden. Diezelfde dame liep de volgende dag overigens zonder mondkapje gewoon de toilet in, maar dat terzijde.

Dag 2: Verder op pad

De hoogslapers waren voor de ouders….

Het zetten van de wekker was de avond ervoor niet helemaal goed gegaan, zodat we pas tien over negen met een schok wakker werden. We, dat waren Mae en Lou (in het tweepersoonsbed beneden) en ik (op de dwarsslaper boven hun hoofdeinde). In lichte paniek rende ik zonder mondkapje de kamer uit, rende weer terug voor de mondkap en maakte toen het andere drietal in de kamer twee meter verder wakker. Ook daar brak lichte paniek uit, zodat Elisa half uit haar hoogslapertje donderde: dat was de laatste keer dat de ouders de bovenbedden zouden nemen.

Gelukkig bleek het ontbijt tot tien uur te worden geserveerd, zodat we toch nog op tijd waren om het echte hotelovernachtingsgevoel te kunnen ervaren. In een beschaduwd terras met uitzicht op de burcht (hoe kon het ook anders) aten we croissants (mini) madeleines (voorverpakt), fruitsalade, verse stokbrood met kaas, jam en honing, (vruchten)yoghurt, banaan, een zeer kort gekookt ei, toastjes en wat restant van het avondeten (flamküchen), wat weggespoeld werd met vruchtensap, melk, koffie, warme chocolade en thee*.

En verder gingen we weer in onze al stevig opgewarmde blauwe bus. Het doel was een aardige camping te zoeken bij de Bodensee, waar we op twee manieren konden komen: de snelweg, of de (iets) langer durende route die echter wat eerder bij het meer zou komen, zodat we vanaf daar op zoek zouden kunnen gaan naar een geschikte camping. De vooruitzichten waren overigens niet al te positief, aangezien de Bodensee een verzameling van Kuroorden, oude villa’s en overcrowded caravanterreintjes leek te zijn, als we google mochten geloven.

De reis naar het meer zelf was weinig verheffend: al snel reden we op kleinere wegen achter langzame vrachtwagens, reden we door smalle tunnels, door dorpjes waar je prompt nog maar dertig mocht rijden, dus dat schoot niet op. Dat we wederom een keer verkeerd reden hielp ook niet, dus voordat we het door hadden was het alweer vier uur en doken we snel een supermarkt in om alvast wat avondeten te kopen.

En toen begon de campingjacht. De eerste bleek een eis te stellen dat je minimaal 3 nachten bleef (fair enough) en dat je geen tent mocht hebben. Niet helemaal overtuigd of dit de definitie van een camping rechtvaardigde reden we naar de volgende, waar een bordje hing dat hij vol zat. De moed zakte ons in de schoenen, want zoveel campings waren er nou ook weer niet aan het meer en we hadden eigenlijk wel zin in een welverdiende (frisse) duik. Toch maar even naar de receptie gelopen waar men de oude, blauwe bus met enig wantrouwen aanschouwden. Toen we ze verzekerd hadden dat we slechts tenten hadden, vier schapen van kinderen en geen elektriciteit nodig hadden, bleken ze toch nog een plekje voor één nacht te hebben. Tegen de tijd dat we ons geregistreerd hadden, bleek die plek toch voor onbepaalde tijd te zijn, zodat we even een dagje rust konden inbouwen.

Eindelijk bij de Bodensee….

De camping zelf was niet zo heel bijzonder: een klein terreintje met één wc-blok, vaste plekken en weinig beschutting tegen de zon. Dat de metalen buis die aan de zijkant van de bus zat te ver bleek doorgerot om de jongste van ons stel nog te kunnen dragen, was een andere tegenslag, waar we na deze dag eigenlijk niet heel veel zin meer in hadden. Het meer maakte echter veel goed, want die gaf de verkoeling die de camping niet gaf. De tenten werden opgezet (twee kleintjes), er werd eten gekookt (pasta), de Linda werd uitgebreid gelezen en er werd nog een kleine wandeling gemaakt. Tegen half tien was het eigenlijk alweer te donker om te lezen en dook dus iedereen de tent in.

========

* de uitgebreide opsomming is een teken dat er weinig anders meldingswaardig gebeurde, deze dag. En dat het een lekker ontbijt was. 

Dag 1: Check.

Ook de katten deden nog een laatste inspectie….

Ah, vakantie! Kinderen? Check. Mondkapjes? Check. Iets geregeld voor de katten? Check. Kwart voor acht in de ochtend hadden we alles afgevinkt en zaten we allemaal in de oude, vertrouwde blauwe rent-a-brik bus, zwaaiden we naar de katten en reden we weg uit een slaperig Amsterdam. Vakantie, here we come!

Tien minuten later stonden we weer voor ons huis, want de vader had de ‘Portemonnee? Check.’ bewaard tot vlak voor de oprit van de snelweg, zodat we toch nog even terug moesten*. Maar toen, toch echt: vakantie, here we come!

Waar we naar toe gingen? Die vraag was me de afgelopen weken veelvuldig gevraagd (vooral door de kinderen), waarop mijn antwoord was dat we het lieten afhangen van het weer en corona, maar dat het doel hopelijk toch wel de bergen zou zijn. We zouden rustig aan afzakken, waarbij het Zwarte Woud zoveel mogelijk vermeden moest worden vanwege de Duitse Wald-Rambo, die nogal tot de verbeelding van sommige van de kinderen sprak**.

Dus daar reden we. Maastricht? Check. Luik? Check. Luxemburg? Check.*** Het was opmerkelijk rustig op de weg, dus we schoten rap op. Ergens in voor Luxemburg hadden we een soort van einddoel bepaald, vanwaar we op zoek zouden gaan naar een overnachtingsplaats. Het was het plaatsje Bitche – “ha ha ha!”- wat net in Frankrijk lag, in de Noordelijke Vogezen****.

Om drie uur arriveerden we in het slaperige, opgewarmde dorpje, wat enigszins in het niet viel bij de gigantische burcht die er op een heuvelrug was gebouwd. Er waren wat campings in de buurt, maar eigenlijk hadden de ouders niet zo heel veel zin meer om een tent op te zetten, dus werd er besloten om naar een hotel (met uitzicht op de burcht^) te gaan. Hier maakten we voor het eerst kennis met de kapjes cultuur: iedereen most een kapje op tot ze in de kamer waren, of op het terras zaten.

Wij hadden kleurige kapjes

Gebeurde er verder nog iets? De ouders liepen naar de burcht en de kinderen zetten de tv aan. Terug bij het hotel dronken we een drankje op het terras, waarna het idee dat we in het dorp pizza zouden gaan eten maar lieten varen. Het hotel bleek prima eten te serveren (ook al moest je er wel wat -op zijn Frans- geduld voor hebben, dus daarmee liep deze eerste dag op zijn einde.

Prima eten

* Om verwarring te voorkomen: ik ben die ‘de vader’. En ik was allang blij dat ik deze check niet pas bij Utrecht had gedaan…

** Overigens was die Wald-Rambo al gepakt voordat we vertrokken, maar toch zat niemand te popelen om via het Zwarte Woud te reizen.  

*** Ik sla wat plaspauzes over, maar die waren er ook

**** Kwade tongen beweerden dat we vreemd gereden waren, maar wie google maps erop na slaat ziet dat dat schromelijk overdreven is.

^ Alles had uitzicht op de burcht in dit dorp, maar dat terzijde

Jaar in tweets 2018

https://twitter.com/wrekloos/status/979684462400241664

 

https://twitter.com/wrekloos/status/1051399746856865792