Dag 19: terug

Wat valt er over de laatste dag te zeggen? Dat het toenemend heet was, dat we voor negen uur wegreden, dat we rond een uur bij Frankfurt waren en rond vier uur Nederland weer binnenreden? Dat we over de laatste vijf kilometer veertig minuten deden, omdat een één of andere grappenmaker een afslag van de snelweg had afgezet, waardoor we via IJburg naar Amsterdam dachten te rijden, wat echter een solide file bleek te zijn (je zou er maar leven…)? Dat de twee katten er gewoon nog waren bij terugkomst? Dat we friet met frikandellen hebben gegeten?

Nou vooruit, voor de volledigheid dan nog het overzicht van de filmdag van dit jaar. Op zondag hebben de kids de volgende films op het menu staan: Tales from earthsea, Pitchperfect III, Catch me if you can, the greatsest showman, Minority report, the last Unicorn en A river runs through it. En dat in die hitte….

Dag 18: Pappenheim

Zo nat en koud als het gister was geweest, zo zonnig (en toenemend warm) was het vandaag. Rond een uur of half negen werden we door de zon wakker gemaakt, waarna iedereen een beetje uit de tent kroop, wat at, of in een puzzelboekje dook*. We liepen nog even langs de campingbaas, die -nu we al een plekje hadden en geen overlast hadden veroorzaakt- het alsnog prima vond dat we nog een nachtje extra mochten blijven. Met dat obstakel uit de weg, restte ons dus een dagje Pappenheim.

De luie puzzelaar

Gegeven de verwachting dat het vandaag warm zou gaan worden, besloot ik dat het verstandig was om in de ochtend te gaan hardlopen, terwijl de rest van de groep alvast naar het stadje zou gaan**. Na een uurtje rennen hergroepeerden we weer op de camping, waar de meeste een duik in de koude rivier namen, om vervolgens met zijn allen Pappenheim in te trekken. Ook hier bleef de indruk van het stadje wat tweeslachtig: prachtige bakker, beste supermarkt van de hele reis, maar gesloten hotels en winkels die op sterven na dood leken. Begeleid met de plaatselijke doerak*** sjokten we naar boven naar de burcht, waar we ons een uurtje in cultuur onderdompelden****. Via de supermarkt keerden we in de hitte terug naar de camping.

Een dagje cultuur

En zo keuvelden we de dag wat aan elkaar. Er werd nog wat gezwommen, geschreven en gepuzzeld en er werd besloten dat we één dag Pappenheim wel genoeg vonden. Anders gezegd: de volgende dag zouden we in de toenemende hitte naar huis rijden. Om de laatste echte vakantiedag in stijl af te sluiten, besloten we om deze avond uit eten te gaan. Ook dat leek in de eerste instantie in het water te vallen, want het ene restaurant had een ruhedag, de andere was er alleen in de wereld van google maps (restaurant Charly) en de derde leek uitgestorven. Gelukkig bleek die laatste allesbehalve uitgestorven, maar het restaurant bleek een verdieping hoger te liggen, zodat we alsnog aan onze trekken kwamen^.

==========

* doordat iedereen nu wel door zijn/haar boek heen was, was de populariteit van de puzzelboekjes sterk toegenomen.

** het rennen hier ging prima. Weliswaar was er ook hier wel sprake van hoogteverschil, maar ik rende op een (meest verhard) fietspad en volgde de Altmühl (rivier), die hier in een breed vlak dal kronkelde.

*** een volwassen man die overal ging belletje trekken, wildplassen en vuilnisbakken controleerde.

**** dat was nog niet makkelijk, want de burcht was nogal stoffig, de helft was afgesloten door covid en er stond een wachtrij bij de martelkamer.

^ ook dit was weer een typische ervaring: uitgestorven straten, halfverlichte eerste verdieping en dan op de tweede verdieping een terras dat om zeven uur al propvol met mensen bleek te zitten.

Dag 17: ken uw Pappenheim

Vandaag was het afscheid nemen van Oostenrijk en dat was ook precies het juiste moment, aangezien heel Oostenrijk sinds gisteren getroffen werd door een noodweer. Wij hadden er uiteraard weinig last van gehad, maar de autorit door Oostenrijk zou een groot deel van de tijd in het teken van (slag)regens staan. De wekker ging even na zeven, de troep werd vervolgens min of meer vakkundig ingepakt, we namen afscheid van Gaby en de man van de wifi en reden weg.

Veel leuks valt er over de tocht niet te vertellen. We reden, we reden en we reden. Ook in Zuid-Duitsland bleef het hard regenen, wat uiteraard tot gevolg had dat de reis wat vertraging opliep. Het hoogtepunt was een bezoek aan een supergrote supermarkt -zo eentje waar je de weg kwijtraakt- even nabij Augsburg*. Rond een uur of vier bereikten we uiteindelijk de Natur-camping van Pappenheim.

De nieuwe kampplek

De camping bleek prima, de campingbaas een beetje een vreemde, die volgens ons zo min mogelijk klandizie wilde. We hadden de vorige avond al gebeld dat we zouden komen, maar toen ik meldde dat we met twee tenten en vier kinderen kwamen, was hij opeens een heel stuk terughoudender geworden. Voor één nacht waren we welkom, maar niet langer, zo liet hij weten. Wij wilde echter (zeker) twee nachten blijven, dus in ons allervriendelijkste Duits** en met vier kinderen die doodstil met hun mondkapjes op braaf buiten zaten te wachten, deden we een nieuwe poging. Ons voordeel was dat we gezien hadden dat er een tentveldje was (op een eilandje), waar geen elektriciteit was en ook geen vaste standplaatsen, zodat we dat gelijk in de strijd konden gooien***. Ook onder zoveel druk hield hij nog stand, maar we hadden het gevoel dat we -als we eenmaal op dat eiland stonden- nog wel een tweede nachtje mochten blijven.

Nadat de tent was opgezet, besloten we het dorp te gaan verkennen. Hier werd ik aangesproken door een dame, die beweerde dat ik haar in het dorp op haar fiets had afgesneden. Nou kon ik me inderdaad herinneren dat ik een dame op een fiets in één van de smalle straatjes van Pappenheim op Amsterdamse wijze had ingehaald, maar dat ik daar ruim een uur later voor ter verantwoording geroepen zou worden, had ik dan weer niet verwacht. De dame deed haar beklag, ik bood op mijnallervriendelijkste Duits mijn excuses aan**, waarop zij ons een welgemeend goed verblijf toewenste in Pappenheim****.

In de kroeg…

Ook het dorp was…eh… weird. Winkels waren dicht, een hotel leek al jaren geleden de deuren gesloten te hebben, er waren hangjongeren die luide Duitse rapmuziek draaiden en toen we een kroeg instapten, bleek dat een soort kraakpand te zijn^. Toen we eenmaal voldoende moed hadden verzameld om in de tweede kroeg naar binnen te stappen, bleek deze bevolkt door oude mannen met een gokverslaving (en gokmachines die hier dus nog steeds bestaan). We dronken wat, aten een snack (prima!) en keerden toe terug naar de camping. Hier kookten we ons avondmaal, deed ik nog een kansloze poging een vuurtje op te starten en gingen uiteindelijk slapen.

==========

* op speciaal verzoek van Charlie

** u moet ons minder vriendelijke Duits eens horen!

*** overigens was dat eiland veel leuker dan de rest van de camping, aangezien je daar vlak bij het zwemwater zat, er allemaal houten tafels en banken stonden en zelfs een vuurplek (die trouwens te nat was door de regen die ook hier was gevallen).

**** meest vriendelijke (en daarmee weirdste) reprimande die ik ook gehad heb. Ze was erg blij dat ze even haar beklag had kunnen doen.

^ de deur stond open, maar er was geen licht aan en je kon zo naar boven lopen.

Dag 16 de laatste alpenwandeling

“Is er een cafeetje in het paradijs?” De jongste van het stel kan soms vreemde vragen stellen en deze klonk inderdaad vreemd, maar was dat voor ons ingewijden toch eigenlijk niet. Vóór het vertrek van deze vakantie had ik een mailconversatie gehad met een collega, die ons aanraadde om naar Innervilgraten te gaan, omdat dat naar zijn zeggen ‘het paradijs’ was: het mooiste dal van de Oostenrijkse alpen. Zijn aanbeveling was de afgelopen weken een paar keer tijdens familieberaden besproken en inmiddels spraken we zodoende al steevast over ‘het paradijs’. Tel hier de natuurlijke wens van de jongste bij op om altijd ergens in een cafeetje te gaan zitten, et voila: is er een cafeetje in het paradijs?

Inmiddels zaten we op iets minder dan veertig kilometer van dat befaamde dal en aangezien het weer er een heel stuk beter uitzag dan wat de voorspelling was geweest*, besloten we de gok te wagen, om er op zijn minst naar toe te rijden. Mocht het weer in dat dal dan ook meevallen, wie weet zouden we dan nog een kleine wandeling gaan maken…

“Doe mij maar een…. Grote bruine!”

Na een stief kwartiertje rijden, langs bochtige wegen en een bruisende beek, arriveerden we in het dorp. Hier scoorden we wat baar geld en bezochten we de kroeg (het cafeetje!) die volgens mijn collega lekkere koffie serveerde. De koffie was inderdaad prima, maar het voelde toch wat vreemd om een ‘Grote Bruine’ of een ‘Verlengde Bruine’ te bestellen…. Na de koffie reden we vervolgens nog een stuk verder naar de Unterstalalm, vanwaar we verschillende wandelingen konden lopen. Dit bleek inderdaad een erg mooi, grazig en vooral ook rustig dal**.

In het ‘paradijs’

Ook hier viel het weer nog alleszins mee. Zeker, het was bewolkt, maar de wolken zagen er niet al te dreigend uit, zodat we besloten een wandeling naar een bergmeer (Swarchsee) te ondernemen. Overigens stond er op de bordjes te lezen dat de wandeling twee en half uur in beslag zou nemen en aangezien het alweer kwart voor twee was, leek de kans niet heel erg groot dat we het doel zouden bereiken***. Het mocht de pret niet drukken en hoewel de beklimming weer redelijk stijl was, kwamen er weinig klachten van de kinderen. Deze bergen waren veel graziger (boompjes, gras, water) dan de Dolomiti, wat waarschijnlijk ook een positieve rol speelde.  

terug in de regen

Kwart voor vier hielden we een lunchpauze en ondernam ik een kleine expeditie om vast te stellen of we dat meer nog konden halen. Ook na een kwartier extra lopen was dat meer nog steeds niet in zicht, dus besloten we dat we beter was dat we zouden terugkeren. Het bleek een wijs besluit, want halverwege de afdaling begon het te spetteren en vervolgens echt te regenen. Zelfs dit kon de sfeer niet echt deren en niet al te lang daarna stonden we weer bij onze blauwe bus.

De regen hield vanaf dat moment niet meer op. We reden naar de goede supermarkt, sloegen ons laatste slag in Oostenrijk en reden vervolgens terug naar het appartement. Hier werd er gekookt (schuifpizza!), gedronken en ook een deel van onze troep weer ingepakt, want de volgende dag zouden we ons gaan verplaatsen naar… Papenheim!

========

* regen, onweer, nattigheid.

** waarschijnlijk dankzij het feit dat er geen tunnel of een pas naar een volgend dal was.

*** overigens waren dit details die we voor het gemak maar voor de kinderen verzwegen.

Dag 15: de uitgestelde wandeling

Wederom hadden we een ongestoorde nachtrust in onze doorzakbedjes gehad en dat had op een één of andere manier tot gevolg dat ons ochtendritme ook een stuk trager verliep. De weersverwachting was niet al te gunstig geweest en het was inderdaad grijs als je naar buiten keek, maar erg veel regen kwam er nou ook weer niet naar beneden. O ja, en het was zondag, dus we konden vanuit onze slaapkamer keurig in de gaten houden welke brave burgers van Maria Luggau en omgeving er niet naar de ochtendmis kwamen (spoiler alert: niet veel, behalve de familie Prünster, die de Spar zelfs op zondag openhield…).

Oskar had nog wel last van zijn nek, maar niet de acute pijn van de vorige dag, dus we besloten dat we vandaag een stukje konden gaan wandelen. We kozen een wandeltocht aan de overkant van de rivier; het uitzicht vanuit het kinderappartement. Dit bleek een prima keuze. Na een vrij steile daling (van 100 meter) en een vrij steile klim (idem) kwamen we in een breed, gestaag oplopend dal, vanwaar je prima met meerdere mensen naast elkaar kon lopen*. Het was weer een mooie wandeling, zij het dat de omgeving een heel stuk minder dramatisch was dan in de Dolomiti**. Tegen de tijd dat we bij een steiler stuk kwamen, keerden we -tot teleurstelling van de ouders- weer terug***.

Terug in ons appartement gebeurde er niet zo heel veel noemenswaardig meer. Oskar nam toch nog wat pijnstillers, er werden spelletjes gespeeld, we zochten de volgende staplaats op onze reis en ik ging nog hardlopen langs de rivier****. Daarna werd er nog gewinkeld (in die ketters Spar die gewoon op zondag open was), werd er gekookt (tortilla con patatas) en werd er nog wat gelezen (ik lees nu ‘Tyl’. Om Ian McEwan te qouten: savage….).

===========

* dit was een wens van de jongste, die wandelen eigenlijk best leuk vindt, mits ze maar met andere mensen kan babbelen.

** we zagen nog dauwnetel, een vrouwtje keizersmantel (afgebeeld) en mooie gouden kevers.

*** in de bergen ben je altijd geneigd nog even een stukje verder te lopen om te zien wat er achter de volgende heuvel ligt. En dan nog een stukje verder….

**** toen ik klaar was en terug de helling opliep naar het dorp werd ik aangesproken door een vrouwelijke local in klederdracht die graag wilde weten wat ik gedaan had. Nadat ik had aangegeven dat ik had hardgelopen (“ach nein!”) en dat ik van Amsterdam kwam, werd ik vijf minuten overspoeld met informatie: dat ze een keer één uur in Amsterdam was geweest (Schiphol, zo bleek), omdat ze op doorreis was naar Japan, waar ze acht jaar had gewoond, dat er zoveel Nederlanders op vakantie kwamen in deze streek, of ik Wacht kende (het gehucht waar je doorheen rijdt als je naar Maria Luggau komt), of ik dan wellicht ook de Nederlandse vrouw kende die daar woonde die ten kinderen had, jadajadaja.   

Dag 14: tegenvaller

Na een nacht zonder onweer, campinggeluiden en kerkklokken die om zes uur losgingen, werden we wakker in ons droge, stille kamer. De zon stond alweer in de blauwe hemel, dus het beloofde wederom een warme dag te worden. Wilde ik nog enigszins een stukje kunnen hardlopen, dan kon ik dat beter in de ochtend doen. Ik sloop de kamer uit, en ging vervolgens op zoek naar een renparcours dat nog enigszins vlak was*. Een kansloze missie, want tegen de tijd dat ik klaar was met mijn 12 kilometer, had ik al meer dan 200 meter stijging in de benen zitten**.

Redelijk afgepeigerd keerde ik naar het appartement terug, waar inmiddels iedereen wakker was. De kinderen waren druk doende met de stemprocedure van de traditionele filmdag aan het einde van de vakantie en Elisa had broodjes bij de Spar gekocht***. Aangezien het stemproces van de kinderen nogal wat tijd in beslag nam, besloten de ouders op een goed moment om een kopje koffie bij de Spar te gaan drinken: konden we ook gelijk vertellen dat de wifi niet werkte. De koffie smaakte prima, de conversatie rond de wifi had soms iets weg van jiskefet (“hebben jullie het wachtwoord wel gevonden?”, “alles uitzetten en dan weer aanzetten”, “dat ligt aan jullie firewall”) en werd eigenlijk pas opgelost toen de vrouw des huizes (Gaby) naar boven kwam. Niet dat die echt iets oploste, maar na wat extra klooien en heel lang wachten deed de wifi het dan toch.

Gruwelijke tafarelen aan de muur van de basiliek

En voor je het wist, was het prompt al half één! Het plan was eerst even de basiliek van binnen te bekijken en daarna een mooie bergwandeling te gaan maken, maar dat pakte anders uit. Die basiliek, dat lukte nog wel, maar Oskar had in de ochtend zijn nek verrekt en dat ging van kwaad tot erger. De pijnstiller die hij tot zich nam, werkte niet en hij liep zo krom als een banaan om de pijn in zijn nek maar te trachten te ontwijken. Terug in het appartement, belden we wat dokters en kregen er uiteindelijk eentje te pakken die een half uur verder bleek te wonen.

Een half uur later, vervoegden we ons bij de arts in kwestie****. Die stelde wat vragen, pakte twee spuiten (één in de bil en één in de nek) en kwartiertje later zaten we weer in de bus. Acute Servical Strain. Oskar waggelde lijkbleek weer bij de dokter vandaan, waarna we snel naar een supermarkt reden voor snacks en avondeten. De rest van de dag gebeurde er niet zo heel veel meer. Tussen twee buien door maakten de ouders alsnog een wandeling, terwijl de kids achter de televisie gingen zitten. Het avondeten volgde (zuurkool, speciaal voor Oskar), waarna ik nog wat achter de computer kroop voor het reisverslag en we uiteindelijk naar bed gingen.

=========

* dit is een beetje een romantische voorstelling: Elisa was al wakker toen ik naar de wc ging…

** het beste stuk was op de grindweg langs de rivier in het dal. Helemaal vlak was het uiteraard niet, maar beter dan de autoweg, die de nodige extra hobbeltjes meenam.

*** bij ons is de afspraak dat er gedurende de zes weken van de schoolvakantie geen games, films en andere schermactiviteiten plaatsvinden. In ruil daarvoor mogen de kinderen aan het einde van de vakantie een hele dag films binge-watchen.

**** we hadden wel wat moeite met het adres, want het was de naam van het dorpje (Sillian) en een huisnummer (dus zonder straatnaam). De baas van de Spar (“werkt de wifi nu?”), adviseerde ons een kind aan te spreken in het bewuste dorp, want het was erg klein.

Dag 13: terug naar Oostenrijk

Na een nogal moeizaam nachtje, kwam het leven op de camping wat langzamer op gang dan normaal. Iedereen leek het onweer van de nacht goed overleefd te hebben, maar het was duidelijk de talk of the town, of in dit geval de camping. Bij ons was vooral Lou er wel klaar mee, want die was gedurende de nacht best wel bang geweest. Wat dat betreft kwam het plan om op te breken en het kampeerleven even een paar dagen te verruilen voor een appartement als een geschenk uit de hemel.

We hoefden pas om twee uur uit te checken op de camping en aangezien het slechts anderhalf uur rijden zou zijn naar ons nieuwe adres, gingen we eerst nog een ochtendwandeling maken. Besloten werd om de kam-wandeling die ik de dag hiervoor had gedaan nog een keer met zijn allen te doen*. Anders dan de dag hiervoor lag de helling deze keer helemaal in de zon en tegen de tijd dat we bij het steilere deel van de beklimming kwamen, hadden de kinderen het dan ook wel een beetje gehad. Ik keerde met de jeugd om, Elisa stapte nog een stief kwartiertje verder naar de kam en stuitte daarbij op onderstaande schoonheid.

Gekuifde rapunxel (no less)

De tenten werden ingepakt, de auto weer volgestouwd, de camping betaald en vervolgens reden we weer richting Oostenrijk. Even voorbij de grens bereikten we ons eerste doel van de dag: een goede, grote supermarkt. Hier sloegen we goed in, want we zouden de komende dagen in een dorpje zitten met slechts één winkel: een spar**!

Het einddoel van deze tocht was Maria Luggau, een dorpje waar ergens in de middelleeuwen Maria een aantal keer was gespot. Dit had ertoe had geleid dat men er een kerk had gebouwd, die in de eeuwen die volgden was uitgegroeid tot een basiliek. Het was tevens het einde van een soort pilgrimtocht, wat uiteraard garandeerde dat we naar een goed Christelijk deel van Oostenrijk reden.

We logeerden in het (verder uitgestorven) Prünster pension, pal boven de Spar. Zowel het pension, als de Spar bleken in handen van de familie Prünster, die daarmee een machtige positie in het dorp innamen. Wij kregen twee kamers aan het einde van een gang met in totaal tien bedden -we hadden makkelijk met zijn allen in één appartement gekund- maar de kinderen stonden erop dat zij de ene kamer kregen en wij de andere. Wij vonden het prima. Iedereen installeerde zich, ik deed in de zinderende hitte nog een kleine ontdekkingstocht door het dorp, waarna ik hetzelfde rondje ook nog een keer met Elisa liep. Op de vondst van een mooie gouden vlinderpop en een bijensteek in de ringvinger van mijn rechterhand na, gebeurde er verder weinig meldingswaardig. Er werd gekookt, tv gekeken, gegeten en uiteindelijk ging iedereen naar bed.

========

* origineel was ik nog van plan geweest om me samen met Oskar in de stoet auto’s te werpen om te kijken wat er nou zo bijzonder was daarboven, maar door de wat verlate ochtendroutine, lieten we dat plan maar varen.

** die hier overigens wel weer gewoon een spar heette.

Dag 12: weer naar het dal

Hoewel de ouders nog wel zin hadden in een dagje wandelen, leek het beter om niet het onderste uit de kan te halen, qua lopen. De bergen, de bloemen; de kinderen vonden het best aardig, maar toch duidelijk minder dan de ouders. Bovendien werd er geklaagd over spierpijn. Dit, gecombineerd met het feit dat we weer een avondmaal zouden moeten bereiden en dat we daar de DeSpar niet voor wilden aandoen, deed ons besluiten wederom af te dalen naar het dal, voor de betere supermarkt. Anders dan vorige keer hadden we nu een strakkere planning, zodat we ook nog tijd zouden hebben voor een ijsje.

De vorige keer dat we in Auronzo di Cadore kwamen, was het een beetje in een ingeslapen gebeuren*, maar nu was het een drukte van jewelste. Niet alleen was er een marktje, maar het noodweer van de avond hiervoor had tot de nodige modderstromen geleid, met als gevolg dat het hele dorp drukdoende was de schade te herstellen. Politie, brandweer, een veegmachine, burgers, binnenlui, een half afgezette weg: het was opeens een drukte van jewelste. Parkeren bleek daarmee ook een probleem te zijn, zodat we pas een heel eind na de supermarkt een plekje vonden waar we een uurtje mochten staan.

Stoffige straten

Door de (inmiddels) stoffige straten sjokten we terug naar de eerste de beste gelateria die we konden vinden, waar de kinderen zalig ijs en de ouders toppie koffie consumeerden. Veel tijd hadden we ook deze keer niet, dus na de koffie dook Elisa met Mae de supermarkt in, terwijl ik terug slofte om de bus wat dichterbij te zetten**. Tegen de tijd dat Elisa uit de supermarkt kwam was het alweer bijna één uur, waarmee het dorp weer terugkeerde tot een ingeslapen dorpje.

Lunch

Na de boodschappen doken we wederom de bossen in voor de lunch***. En om kaartjes te schrijven. Terug op de camping ondernam ik (met succes) een poging de volgende bestemming vast te leggen (daarover later meer****), waarna de meeste van ons nog een wandeling maakten. Ik wilde graag de kam tegenover de camping beklimmen, maar aangezien er nog sprake was van spierpijn, ging ik alleen de helling op. Weliswaar was deze beklimming veel minder spectaculair was als de wandeling van de dag hiervoor, maar toch keverde het weer aardig wat mooie vergezichten op^.

Terug op de camping draaiden we ons normale programma af: koken, eten, slapen. Het onweer en de regen leek ons deze keer over te slaan, maar dat bleek een misrekening. Rond half één ’s nachts kwam er een heel front overtrekken, waarbij sommige bliksems binnen een straal van 1 kilometer insloegen. Het mag duidelijk zijn dat het een onrustige nacht werd.

============

* achteraf gezien niet vreemd, gegeven dat we een half uur voor sluitingstijd arriveerden. 🙂

** ik dook nog wel even een groenteboer in, waar ze geurige meloenen, sappige paddenstoelen (porcini) en smakelijke abrikozen verkochten.

*** we zaten wat hoger en de plek was wat minder mooi dan vorige keer: weinig vlinders, geen nieuwe planten.

**** duh

^ en hele mooie berg akkeleitjes.

Dag 11: de berg op

De nieuwe dag brak -ondanks het onweer de avond ervoor- wederom met een blauwe hemel aan. Deze keer werden we niet om half acht wakker, maar rond zeven uur, omdat we voor de drukte de helling op wilden*. Niet in die file naar de Tre Cime di Lavaredo, maar gewoon vanaf de camping te voet naar de Rifugio Fratelli Fonda Savio, een berghut die zo’n 600 meter boven ons in de bergen te vinden moest zijn. We haalden het bestelde brood bij het restaurant, overtuigden de kinderen dat een korte broek (ondanks de ochtend friste) toch echt beter was, aten een ontbijtje en begonnen toen aan de beklimming.

Het was een mooie tocht, overigens zonder Disney-achtige taferelen**. Het was wel zwaar. Voor wie het niet weet; de Dolomiti zijn heel wat steiler en puntiger dan de (veel oudere) alpen. De stijging ging dus met de nodige rustpauzes gepaard terwijl de watervoorraad snel terugliep. Halverwege de tocht kregen we ons einddoel in zicht, maar voor sommigen was dat nou niet bepaald een oppepper: het ding lag nog wel erg hoog. Rond een uur of elf bereikten we uiteindelijk de refuge.

Het was een klassieke refuge: allerlei klimmers -van amateur tot kletteraars- die allemaal een rustpunt vonden om even op adem te komen. Wij gingen aan de koffie en de limonade, maar er zaten er ook wel een paar tussen die al aan het bier gingen. Het uitzicht naar alle kanten was spectaculair. Hoge, steile pieken, maar ook diepe, diepe kloven. Eén misstap en je lag zo 50 meter (of meer) lager. Na de koffie aten we onze lunch en probeerden we de paden te vinden die naar andere plekken liepen***.

Op de weg terug, namen we nog een kleine detour, in de hoop een extra mooi uitzicht te kunnen zien. Mooi was het zeker, maar de echte verrassing kwamen we tegen toen we weer afdaalden: drie mooie hoenders, met fantastische schutkleuren. Vanaf daar daalden we gestaag af, terwijl er weer traditionele spook- en detectiveverhalen werden verteld****.

Wat gebeurde er verder, eenmaal terug op de camping? De hagelbui rond een uur of vier was zeker meldingswaardig^; ons doel om een beetje goed weer op te zoeken leek tot nu toe bijna dagelijks mislukt te zijn, maar aangezien het slechts een tijdelijk ongemak was, vonden we deze niet tellen. Verder ging ik nog een stukje hardlopen, werd er geschaakt, bakten we nog een eitje, want pas rond een uur of zeven konden we met goed fatsoen naar de pizzeria aan het meer.  De pizza’s waren prima, de toetjes ook, de vele (mini) kikkertjes die door de regen op het pad zaten waren schattig en het noodweer (met wederom veel bliksem en onweer) dat volgde, inmiddels toch wat vervelend.

=======

* zelf was ik rond zes uur wakker geworden door allerlei geluid op de camping en ben toen wat achterstand op ons reisverslag gaan wegwerken.

** welgeteld kwamen we drie medewandelaars omhoog tegen, hoewel er later wel iets meer lieden bovenkwamen. De dagjesmensen gingen voor de makkelijke tien kilometer zonder al te veel hoogteverschil.

*** vooral de Forc Del Diavolo sprak tot de verbeelding.

**** gelukkig ben ik tegenwoordig niet meer de enige die verhalen hoeft te leveren. Die van mij ging over een verongelukte jongen, een journalist en een heks die 300 jaar eerder een vloek had uitgesproken.

^ veel langer dan vijf minuten duurde het niet, maar toch.

Dag 10: Alles behalve DeSpar

We stonden weer eens op zo’n camping waar je rond een uur of half acht door de brandende zon uit je tentje dreef, dus we waren er vroeg bij om vast te stellen dat we in een soort Disney Land in the Dolimiti waren beland. Vanaf een uur of acht kwam er een stroom auto’s vanuit het dal op gang, die allemaal een slingerweg omhoog naar Tre Cime di Lavaredo namen. Rond een uur of negen leek de beweging in de stoet auto’s te stokken: het parkeerterrein bij de refuge 7 kilometer verderop zat kennelijk al vol. Een politieautootje kwam met gillende sirene omhoog, sloot de weg af, waarna alle auto’s op de lokale parkeerplaats gingen staan om met de bus verder omhoog te gaan. Wie dacht dat covid het einde van massatoerisme zou inluiden had het volledig bij het verkeerde einde….

So much for the death of mass tourisme

We zagen het hoofdschuddend aan. Na het rijden van gisteren had iedereen behoefte aan een rustdag, dus wij zouden deze kelk aan ons voorbij laten gaan. Een andere kelk die we liever niet leegdronken, was de komende dagen afhankelijk te zijn van de plaatselijke DeSpar. Het zal zijn dat we in Amsterdam om de hoek wonen van een Spar die we graag de titel Ergste Supermarkt van Amsterdam toedichten, maar hoe dan ook, de spar is nou niet speciaal onze favoriete winkel.

De DeSpar die ze hier aan het toeristische meer hadden neergezet was er eentje die kon wedijveren wat ‘onze’ Amsterdamse Spar betreft. Zelfde soort ongeïnteresseerd personeel (ook al spraken deze geen Amsterdams), zeer beperkte selectie en om nou vijftien euro voor een pak gedroogde paddenstoelen te betalen… Ons doel van de dag was dus op zoek te gaan naar een iets beter geëquipeerde winkel om daar inkopen te doen voor de dagen die voor ons lagen.

Schuilen voor de zon

Voordat we op pad gingen, dronken we eerst een koffie op het terras en deden we vervolgens onze was*. Helemaal snappen deden we het de wasmachine niet, maar na driekwartier stonk de helft van de was minder dan hij daarvoor deed. Omdat de lokale supermarkten hier om één uur zouden sluiten, moesten we vervolgens met enige spoed afzakken naar Auronzo di Cadore, een dorp waar volgens google meerdere supermarkten te vinden waren. Keurig op tijd arriveerden we bij de winkel, waar we in verband met covid zelfs nog even buiten moesten wachten voordat we naar binnen mochten. Hier sloegen we voor twee dagen onze slag. Enigszins beteuterd constateerden we vervolgens dat ook de ijs- en koffiewinkels om één uur de deuren sloten, zodat we zonder ijs gegeten te hebben het dorp weer verlieten.

Even buiten het dorp streken we neer voor een plasstop en aten we onze lunch. Hier zagen we weer een aantal nieuwe planten (een soort tros-gentiaan, leverbloempje (de bladeren dan toch), peperboompjes) en zweefden er diverse mooi vlindertjes rond**.

Terug bij de camping trok iedereen zijn eigen plan. Er werd wat geschreven, gelezen en gepuzzeld. De ouders namen van de gelegenheid gebruik om een verkennende wandeling te maken om te kijken hoe we de volgende dag moesten gaan lopen***. Verder werd er nog wat gerend****, gekookt (pasta!) en doken we vroeg de tent in omdat het steeds harder begon te onweren. Eenmaal in de tent ging het qua regen en onweer redelijk los.

=============

* waarvoor ik -ik geef het toe- toch nog even naar de DeSpar moest voor wasmiddel.

** en een vliegende sprinkhaan die in vlucht oranje was, die ik met Charlie een tijdje probeerde te vangen.  

*** wederom nieuwe bloemen: Turkse lelie, zwarte rapunzel, bloeiende akelei.

**** redelijk dood.