Dag 10: onderbroeken

Img_5140

Stel, je hebt een proper gezin. Vader moeder, vier kinderen. En dat gaat op vakantie. Op de camping, ergens in Frankrijk. Pond Hollandsche kaas mee, pot pindakaas, zak drop. Tank volgooien in Luxemburg. Bij de eerste de beste bakker kleffe croissants kopen en roepen dat ze ze in Nederland niet zo lekker maken. Het bekende verhaal.

En stel nou eens dat dat gezin – proper als ze zijn – om wat voor een reden dan ook, de eerste tien dagen geen was heeft gedraaid. Geen tijd, het zou gaan regenen, de wasmachine zat al vol. Verzin het ter plekke. “Nee Henk, woénsdag is wasdag”, zou mijn favoriete reden zijn. Hoeveel onderbroeken denk je dan dat er op dag tien gewassen moeten worden?

Zestig!! Elke dag een schone onderbroek, tien dagen lang, zes mensen. Zestig onderbroeken… En ja, ik weet ook wel dat ze op de tiende dag hun tiende onderbroek strikt genomen nog aanhebben, maar dat is voor kniesoren. Noem het dichterlijke vrijheid. ‘Zestig!!’ staat nou eenmaal veel stoerder dan ‘Vier-en-vijftig!!’

Nou wijken wij met zijn zessen wel wat af van het verhaal hierboven. Kaas blief ik niet en de pot pindakaas zijn we vergeten, bijvoorbeeld. Oh ja, en proper. Dat is nou niet het eerste woord dat te binnen schiet als ik ons zou moeten beschrijven. Niet dat we dan gelijk vies zijn, maar toch. Ter compensatie hebben we wel weer een dochter die haar hand er niet voor omdraait om elke dag twee onderbroeken nat te plassen – I am naming no names, here – dus dat tikt weer lekker aan.

Bottom line: vanaf vandaag hebben wij weer schone onderbroeken. En ik heb ze niet geteld, maar laat ik het zo zeggen: er waren niet voldoende knijpers op deze camping om onze kleurige collectie op te hangen…

Tijd voor een croissant, zeg ik!

 

Dag 9: zondag, alweer

Img_5086

Zondag alweer. Wat een verschil kan één week toch maken. Vorige week liepen we als volmaakte vreemden voor het eerst door het dorp, verrast door de luide muziek uit de dorpsomroepinstallatie, met brood van de verkeerde bakker, op naar het terras van de enige foute kroeg in het dorp. Beginnersfouten. Nu kijken we al niet eens meer op van Lady Gaga, groeten de kroegeigenaresse van het café bij de kerk alsof we elkaar al jaren kennen en weten precies dat we tot kwart over twaalf hebben om de laatste inkopen te doen. Het is dat ik nog met de bus terug moet rijden naar de camping, maar wat is er eigenlijk mis met een koud biertje om tien uur ‘s ochtends?

Val d’Ajol. Ondanks die ene ‘ville de fleurie’ die vol trots aan het begin van het dorp verkondigd wordt, stelt het niet veel voor. Drie kroegen, drie bakkers, twee supermarkten, een stoffig marktje op zondag en een kerk. Het zal in geen van de Lonely Planet’s van deze wereld genoemd worden, tenzij het is omdat er ergens een bierbrouwerij verstopt zit. Ergens. Desondanks is het een prima dorp. De goede bakker is meer dan top, de keuze aan limonade-siroop in het café naast de kerk groter dan de Franse woordenschat van beide ouders gecombineerd en zelfs op zondagmorgen kan je er heupwiegend de laatste hits inkopen doen.

En eigenlijk geldt dat ook voor de camping. Dat het er prima is. Misschien komt deze conclusie uit de lucht vallen, want was er niet een steil paadje, een dronken campingbaas, een campingbazin die kippendansjes deed en geen wifi? Ach, wat zal ik eens zeggen. Gek zijn ze zeker, die baas en bazin, maar van het vriendelijke soort.

De eerste avond dat we hier waren kwam ik terug van het badhuis met de mededeling voor mijn vriendin dat één van de vrouwelijke gasten al wat te diep in het glaasje gekeken had. Luidruchtig. Zelfs vanaf onze tent kon je haar horen schallen. En dat zegt wat, want wifi komt niet eens op een kwart van die afstand. De volgende morgen, om zeven uur in het badhuis kwam ik er achter dat dat de bazin was. Liederen galmend stond ze wc’s te poetsen, even luidruchtig als de avond daarvoor. “Goedemorgen! Kom je zo een kopje koffie drinken?” Cowboylaarzen, plastic schoonmaakhandschoenen aan, wc-borstel in de hand. Zelden zo’n aanlokkelijk aanbod voor koffie gehad… Beetje gek, maar heel veel meer vriendelijk. Deze avond heb ik zelfs duetten met haar gezongen; zij wc’s schrobbend, ik met Lou op mijn arm onder de douche vanuit het douchehok.

Als je tegen prettig gestoord en kinderen kunt, is deze camping echt prima. De camping ligt verstopt in het rivierdalletje achter een huisje aan de rand van een gehucht. Het pronkstuk is het badhuis. Eens een onderdeel van een fabriek, maar inmiddels omgebouwd tot het douche en wc hok van de camping. Stijlvol ingericht, en als je de eitjes van de boktor in de ligbaden even over het hoofd ziet, gebouwd om nog honderd jaar te staan. Je kan er een kamer huren en er is zelfs twee kleine appartementen, boven het badhuis.

Img_5087

.

Img_5088

Verder is de sfeer gewoon goed, die enkele mislukte troubadour daargelaten. In het huis beneden staat een koelkast met bier en ijsjes voor de kinderen, met daarnaast een intekenlijst van wat je gebruikt. Er is een goedgevulde boekenkast met een bordje ‘Lenen of Ruilen’. Als het regent kunnen de kinderen zich prima een dagje vermaken met de verkleedkist, de kast vol strips, of anders wel de piano. En als de zon schijnt vermaakt de jeugd wat in het beekje, rent gillend door het bos aan de overkant, of spelt wat in het arti-farti zwembad waar zelfs de kleinste veilig in kunnen ronddolen. Om over de kampvuren en de geiten nog maar te zwijgen.

En inmiddels ben ik wel gewend aan de bazin, die, met volumeknop op acht, mij elke ochtend vraagt of ik ook een kopje koffie wil. En dat steile paadje? Mijn bovenbuurman – die mijn zwembroek demonstratie laatst onbedoeld heeft meegemaakt – heeft me nu al twee keer gemeld dat ik steeds sterkere kuiten heb. Het is dat hij een vrouw en twee kinderen heeft, anders zou ik er iets meer achter gaan zoeken…

Img_5082

.

Img_5084

Dag 8: Sidekick

Img_5021

Als je denkt dat Garry zich laat afleiden door wat regen, bliksems en donder, think again. In het kader van het naderende noodweer hadden we al het brood, de meloenen, de pasta, de zonnebloemolie, pruimen, appels, kauwgom, ja werkelijk alles wat maar enigszins met voedsel te maken had in dozen of in de bus gelegd.

Alles behalve dat onschuldige potje Nutella. Het gat dat de volgende dag het dekseltje ontsierde was precies groot genoeg voor een geurilla muis om naar binnen te klauteren. Je ziet het gewoon voor je, Garry, hangend aan zijn voorpootjes, met zijn start roerend in de romige Nutella. Het is dat hij niet zo goed kan schrijven, onze Garry, anders had hij vast zijn handtekening wel op het potje achtergelaten.

Overigens moet het hoge woord er uit: Garry heeft een sidekick. Als je goed naar onderstaande foto kijkt, zie je dat terwijl Garry de barbeque schoonmaakt, linksonder de flap van de tent zijn trouwe compaan staat te wachten. Garry heeft een Robin.

Garry, hangend aan zijn voorpootjes, met zijn start roerend in de romige Nutella, terwijl Robin de grootste moeite moet doen om de pot tegen te houden dat hij niet omvalt. Daar moet je toch respect voor hebben…

Img_4687

Onze dag begon vroeg vandaag. Kwart over vier om precies te zijn: het moment dat Lou in paniek begon te schreeuwen. Knetterende donders, knallende bliksems en striemende regen. Nou klinkt regen in een tent altijd erger dan het in werkelijkheid is, maar die drie meter die ik moest afleggen van onze tent naar de kindertent was toch genoeg om mij redelijk nat te krijgen.

Dat ik in de tent kroop was voor Lou genoeg om tot rust te komen. Ik schoof Charlie een stukje opzij en kwam zo tussen Lou en Charlie in te liggen; Mae, die aan de buitenkant lag, was zich van geen kwaad bewust en lag onverstoorbaar te tukken.

Nou heb je liggen en liggen. De tent waar de drie dames in slapen is een tent waar met een beetje passen en meten makkelijk drie volwassenen in kunnen liggen. Het probleem was alleen dat de kinderen niet in de lengte, maar in de breedte van de tent lagen. Dat hadden we op de eerste dag zo bedacht, toen de vier kinderen nog in één tent lagen, maar Oskar koos gelijk al de eerste avond eieren voor zijn geld en verhuisde naar het reserve-tentje. Om de hele tent midden in de nacht te gaan herschikken, vond ik wat ver gaan: ik was al lang blij dat Lou en Charlie weer waren gaan slapen. Er zat dus niets anders op om als een harmonica de rest van de nacht af te maken.

Bijkomende problemen waren dat ik had geen kussen had en dat ik in mijn onderbroek lag. Toen ik naar bed ging, was het namelijk een zwoele, zwoele zomeravond geweest, waar het inmiddels een frisse, natte nacht was geworden. Bij het licht van de vele bliksemschichten, ontwaarde ik op een goed moment een aangebroken pak papier (500 vel, printerpapier, hoogste kwaliteit) en vond ergens wat kinderkleding die als kussensloop dienst kon doen. Nog wat speuren later ontdekte ik tot mijn grote geluk dat er een slaapzak was, die dienst deed als kussen voor de kinderen. Alleen Mae maakte gebruik van het kussen, en die merkte er niets van toen ik de slaapzak onder haar hoofd weghaalde.

En zo, opgevouwen tussen wat dochters, begon de achtste dag. Bij elke bliksemschicht zag ik onze Lou liggen, beide handen stevig op haar oren gedrukt.

Img_5043

.

Img_5044

Echte lekkage hadden we uiteindelijk niet, maar droog hebben we het nou ook weer niet gehouden. Gelukkig kwam tegen de middag de zon weer tevoorschijn om de meeste vochtigheid weer weg te branden.

Dag 7: geen moer

Img_4947

Vandaag sms-de mijn vader mij: “Als ik dat zo lees zou ik maar een weekje vakantie nemen als je weer thuis bent.” Kennelijk bestaat na het lezen van mijn vakantieperikelen het beeld dat het hier een grote stressboel is. Dat is dus niet zo, of in elk geval niet meer dan normaal. Eigenlijk gebeurt hier geen moer. Het is dat Garry zoveel herrie maakt, anders zouden we het gras zelfs hóren groeien. Maar om daar nou elke dag een stukje over te schrijven…

Het is hier, zoals je zou verwachten, typisch vakantie. Als we mazzel hebben slaapt Lou (2) tot half acht, als we pech hebben tot kwart voor zeven. De laatste paar dagen hebben we pech. Ik ga dan met haar een ochtendwandeling maken, over de doodstille camping, op weg naar de zon. Zij plukt bloemen (“voor mama”) en lopen een stukje over de weg, naar de hoek waar de zon al over de heuvel komt. Ze babbelt. Ik babbel. Pech is een relatief begrip.

Als we terugkomen, mag zij in de tent bij haar moeder. Borsjt drinken, zoals ze mij dat al vier keer heeft verteld. De rest van de kinderen slaapt dan nog, dus dan ga ik meestal even een stukje zitten schrijven. Op een goed moment wordt Mae (7) wakker, die dan met een verwilderde bos haar uit de tent gekropen komt. Er wordt geplast, er wordt thee gezet, de schade van Garry wordt opgenomen. Eén voor één kruipen er kinderen uit tenten. Mae vraagt of ze scrambled eggs mag maken. Haar zussen kijken toe. Zwijgend eten we brood. Met ei. Nou, ok, er wordt ook wel eens gekibbeld.

Img_4701

En zo kabbelt de ochtend voorbij. Ik zet mijn verhaal online, er worden wat geiten gevoerd, vriendinnen melden zich, er is een Barbie-momentje. En opeens is het elf uur en moeten we ons toch weer gaan haasten om voor twaalf uur een bakker te vinden die nog open is. De kinderen worden in de bus gestopt en weg rijden we.

Ach, en wat doe je nadat je koffie gedronken hebt in het dorp en brood ingeslagen? Gisteren bezochten we een oud gerestaureerd klooster – dicht, verlaten, verval al weer eindeloos geduldig in werking: ik mis mijn camera – vandaag gingen we naar een gorge. Koud, zwart water, waar de kinderen bang van werden, maar tegelijkertijd het toch ook wel spannend vonden. Bibberend zwemmen naar de steen in het midden. Mooie, gitzwarte waterjuffers dwarrelend om kleine rode. Had ik al gezegd dat ik mijn camera mis?

Een grote, Franse supermarche. Een stukje hardlopen. Goh, zit die vijf nu al weer in die klok?

Kortom, er gebeurt hier geen moer.

Dat gezegd hebbende, het ziet er naar uit dat onze ochtendroutine de komende dagen wat verstoord gaat worden. Het schijnt te gaan regenen, namelijk. Eens kijken of onze tentjes, die toch al snel negen jaar ongebruikt in de opslag hebben gelegen, dat weten te waarderen…

 

Img_4872

.

Img_4963

Dag 6: zwembroek

Ik heb er even gedacht om helemaal niets te schrijven. Om de foto al het werk te laten doen. Zwembad, grasveld, glijbaan. En mevrouw tomaat. Jammer dat dat witte wolkje niet net boven haar hangt. Dat zou een mooie blauw-wit-rood hebben opgeleverd…

Maar toch. Vandaag ben ik met de drie oudste naar het zwembad gegaan. De korte samenvatting is al volgt:

3 kinderen + 1 vader + 3 baden – schaduw + zwembroek – zonnebrand = stress

De meeste termen spreken denk ik voor zich. Met drie kinderen naar een vol zwembad vol juichende, plonsende en stoeiende kinderen. Eén van de drie kinderen heeft geen zwemdiploma en één is er niet helemaal zeker van of ze nog wel kan zwemmen. Er zijn drie losse baden, er is één vader, er is geen overzicht. Veel meer dan van bad naar bad lopen om de kinderen te spotten zat er niet in. Dat de spullen met al het geld en een mobiel op een onbewaakt grasveldje lagen hielp niet. Dat er nergens schaduw was en dat de vader de zonnebrand vergeten was ook niet. Het schelle rood van mevrouw tomaat liet pijnlijk zien waartoe de zon in staat was.

Maar die zwembroek, die verdient nog enige uitleg. Mijn zwembroek, in dit geval. Voor mijn gevoel nog een relatief nieuwe zwembroek, maar toen ik hem aandeed was wel al snel duidelijk dat het om een oud exemplaar ging. Stokoud. Laat ik het zo zeggen, de pasvorm aan de achterkant liet te wensen over. Het kierde. En het zal vast allemaal heel subtiel zijn geweest. Sterker nog, als ik stilstond was er helemaal niets aan de hand. Maar stilstaan kon ik dus juist niet, met die drie baden en die drie kinderen. En als ik liep, dan ging het mis.

Ken je die dames die van die jurkjes aanhebben die ze de hele tijd omhoog moeten trekken omdat ze afzakken? Dat effect, maar dan bij een zwembroek. Dus zo liep ik de hele tijd van bad naar bad. Zoekend naar kinderen, speurend naar dieven, subtiel sjorrend aan mijn zwembroek. Om te zorgen dat de stof over mijn billen bleef zitten. Er is vast geen hond geweest die het opgevallen is, maar om nou te zeggen dat ik een ontspannen dagje bij het zwembad heb doorgebracht… Nou nee.

En dat ik ‘s avonds aan mijn vriendin liet zien hoe erg die zwembroek nou werkelijk was door mijn billen te ontbloten, net toen de buren langs onze tent liepen, zal ik maar niet opschrijven. Dat is te pijnlijk.

Maar gelachen hebben we wel.

Oh, en nog een foto die op zich voor zich spreekt. Garry heeft vannacht gezond gegeten…

IMG_4946

Dag 5: ik moet niets…

Op de camping, kwart over negen ‘s morgens. We zitten op het plateau bij onze tent, de kinderen scharrelen op de camping rond. Bij de oudste drie is dat inmiddels geen probleem, alleen de jongste, onze Lou, is nog niet helemaal mans genoeg om zo maar rond te scharrelen. Die staat echter te bouncen op de trampoline, een kleine dertig meter van ons vandaan, goed zichtbaar. Alles onder controle dus, en eindelijk een moment om een kop koffie te drinken.

“PAPA! Je moet me halen!” Lou staat met blote voeten op de rand van de trampoline en blêrt alles wat nog niet wakker was vakkundig wakker. Ik was net gaan zitten. Koffie. Need I say more? Dus blêr ik, even vakkundig terug: “Ik moét niets!” Waarop zij als een automatische echo reageert met “allerliefste papa, wíl jij me komen halen?” Moedeloos sjok ik het steile paadje maar weer eens af. Goed afgericht is ze, dat dan wel weer.

Ik moét niets. Ik zeg het dagelijks denk ik wel tien keer per dag. “Papa, je moet…” Kinderen die denken mij te kunnen zeggen wat ik moet doen. Uiteraard verandert er geen moer aan de situatie als ze er ‘allerliefstepapawilje’ van maken. Ook dan moet billen geveegd, boterhammen gesmeerd, verhaaltjes verteld. Maar toch. Soms moet je een lijn in het zand trekken. Dat de zee vol golven zit om de lijn weg te vagen, weet ik ook wel.

Mensen, ik heb vier leuke kinderen. Toppers. Allemaal. Dat neemt niet weg dat ik ze soms allemaal achter de dubbeldeks tent wil plakken. En daarom, in het kader van Vrolijke Vakanties met Vier kinderen, vandaag de top Vijf Ergernissen met kinderen. In willekeurige volgorde. Zie het als een uitaatklep.

5) Kinderen op schoot. Ik heb het wel eens vaker gezegd, maar temperatuur is een begrip dat niet aan kinderen besteed is. Te koud, merken ze niet, te warm is ze helemaal vreemd. Dat het 28 graden is en dat je net een half uur hardgelopen hebt, zegt ze dus niets. Gezellig! Daar is papa! Op schoot! Het erge is dat je eigenlijk niet boos op zo’n klein, zweterig mensje kunt worden …

4) Kinderen die weigeren te slapen. Als je een vijfjarige om tien uur naar bed brengt en dat je dan klachten krijgt. Dat Dora van de tent verderop veel later naar bed mag… En als ze dan in bed liggen “papa ik moet poepen” roepen. Gewoon, omdat ze dan weer even naar de wc moeten en kunnen controleren of Dora ook al in haar bed ligt.

Op zich is later naar bed gaan trouwens nog niet zo’n punt, maar dan verwacht je wel dat ze ook langer uitslapen. Helaas gaat die vlieger voor onze jongste nog steeds niet altijd op: vanmorgen om kwart voor zeven heb ik weer een leuke ochtendwandeling gemaakt. “Kijk pap, hier woont Dora…”

3) Het steile paadje. Glad is hij inmiddels niet meer – het is hier de hele dag zonnig en tegen de 30 graden -, maar steil blijft hij. Te steil heeft onze Lou besloten, dus elke keer als ze naar beneden wil, moeten we met haar mee. Wel vijftig keer op een dag lopen we dus, al dan niet met een stevige tweejarige op onze arm, dat paadje op en af. Goed voor de beenspieren. Dat dan wel weer. Maar lekker even rustig koffie drinken is er op die manier niet vaak bij…

2) Maar hij/zij heeft ook… Dit is meer een probleem van de oudste drie, of eigenlijk de middelste twee, die keurig in de gaten houden hoeveel de andere van iets krijgen. Hard gaan huilen als iemand anders twee kersen meer heeft. Nee, beter nog, hard gaan huilen als je denkt dat iemand twee kersen meer heeft. Ook als je kersen zelfs helemaal niet zo lekker vindt. Of als de andere twee dingen koopt op de rommelmarkt. De verontwaardiging: “Ohhhhh, dan mag ik ook!!!” Uiteraard leggen wij elke keer uit dat soms de ene geluk heeft en soms de andere, maar dat maakt weinig indruk. Ook kinderen trekken lijnen in het zand, blijkbaar…

1) “Ik wil vogeltjes liedje!” We hebben aardig wat kinder cd’s mee, maar vooral onze jongste heeft opeens een voorliefde ontwikkeld voor één liedje wat inmiddels het vogeltjes liedje heet. In werkelijkheid komt er geen vogel in voor, maar dat maakt niet uit. Tureluurs. Dat is wat ik er over te zeggen heb. Zodra ze de bus ziet, begint ze al met haar lobby…

Dat gezegd hebbende, kregen we vandaag op het terras wel een compliment dat we zulke lieve kinderen hadden. En dat zijn het ook.

Verder was het een mooie dag. We zijn naar een meertje gegaan om wat te poedelen. Blauwe lucht, een stil meertje met dotterbloemen, duizenden libellen en hoog gras. Toen we aankwamen rende er een hert uit het bos, die, toen hij ons zag, zich in het meer stortte en naar de overkant zwom. Taart gegeten en in het water gestaan. Even later, nadat we eigenlijk al klaar waren, zag Elisa een slang door het water zwemmen. Een forse adder, die uiteindelijk via het riet het land weer opging. Mooi en griezelig tegelijkertijd.

.

Oh, en in het kader van if you can’t beat them, feed them, overwegen we momenteel heel sterk om de couscous die overgebleven is als offer aan de Garry muis te geven. Gisteren hadden we alles weer achter ritsen en deksels gestopt, maar bleek hij ons toch weer te slim af. Het stokbrood dat in de tent van Oskar lag, had hij vakkundig te grazen genomen. En niet wat afgeknaagd aan de punt, nee, als statement had hij het stokbrood over de volle lengte afgeknaagd… Don’t mess with Garry…

IMG_4851

Dag 4: Goochelaar

Img_4791

Vroeger kwam ik met vaste regelmaat op Pinkpop en Lowlands. In dienst van 3voor12, de digitale afdeling van de VPRO, als een soort van manusje van alles. Een betere manier om festivals te bezoeken was er niet: ik zat backstage, kreeg gratis drank en had een plek om te slapen. Niet dat je dat er veel deed, slapen, want je werkte van een uur of 11 ‘s ochtends tot middernacht. Daarna slenterde je het festivalterrein op en ging kijken bij de dj’s of pakte een nachtfilm. Maar zelfs als je dat niet deed, belandde je vaak in een hotelbar met de andere mensen van de VPRO of de NOB. Nog even wat drinken. Voor een uur of vier belandde je nooit in bed, om om elf uur weer te beginnen waar je de avond daarvoor geëindigd was.

Bij die groep van mensen zat een man die werkte voor het NOB. Elk festival, deed hij een truc met elastiekjes. Twee elastiekjes die vastzaten om zijn vingers en met een snelle beweging opeens los waren. Hoe dronken hij ook was – en geloof me, dronken was hij op dat uur eigenlijk altijd, want hij kon vaak nauwelijks meer uit zijn woorden komen – hoe dronken hij ook was, je kon niet zien hoe hij het deed. Tot op de dag van vandaag weet ik niet hoe die truc nu werkt.

Het zal mijn eerste indruk van de campingbaas zijn geweest, maar aan die gast moest ik denken toen er aangekondigd werd dat er een goochelaar op de camping langs zou komen. Een zatte goochelaar, die ondanks zijn dronken kop nog steeds in staat was om trucs te doen die je echt niet snapte. Boy, was I in for a surprise….

We begonnen al onraad te ruiken toen er rond half acht een kleurrijke stoet het campingterrein af kwam zetten. Een man met blonde manen, een vrouw met donkere lokken en twee kinderen op stelten, onder begeleiding van fluitmuziek. Onze kinderen waren gelijk in opperste staat van opwinding, want de goochelaar was er! De drie oudste renden naar beneden, Lou (2) nam ik op mijn arm. “Ze gaan geen kindjes wegtoveren, hoor” verzekerde ze mij wel drie keer. Dat ik haar het verschil tussen een goochelaar en een tovenaar probeerde uitleggen, hielp niet, want ze sloot mijn verhaal alsmaar af met dezelfde conclusie: “ze gaan geen kindjes wegtoveren, hoor”.

Maar wat ons te wachten stond was noch een goochelaar, noch een tovenaar. Dit bleek een troubadour van het zuiverste ras… Daar stond hij met ze klompen met belletjes, zijn blonde manen en gebruinde torso. “Dit liedje is bedoeld om te leren vliegen. Want dat leren ze tegenwoordig namelijk niet meer op school. Nee!” Met een een angstaanjagende grijns op zijn gezicht legde hij uit dat ze de familie raaf waren. De hoop dat hij nog een kaarttruc zou gaan doen vervloog snel. “Dit is een heel simpel liedje. De eerste regel is net als de tweede regel. En net als de derde regel. En net als de vierde regel. Hahaha!” Ik heb het mijn kinderen niet durven vragen, maar duivels was het woord dat bij mij te binnen schoot toen hij zo lachte. Er volgde een half uur van nietszeggende teksten, vreemde kippedansjes en mislukte kinderoptochten. Alleen Charlie (5) leek het wel leuk te vinden. En de eigenares van de camping, die eveneens als een opgewonde kippetje aan de zijkant aanmoediging toeschreeuwde…

Ze bestaan dus nog. Troubadours. Met drie kinderen, die uiteraard ook ingezet werden om dit spektakel tot een commercieel succes te maken. Vol verbijstering zagen we het aan en hadden dus nauwelijks door dat er na deze act nog een tweede act volgde. Een goochelaar. Nuchter.

We hebben ook nog een minder gelukkige mededeling. Om met Lou te spreken: “Vissekikkers zijn dood”. Mae werd er helemaal stil van en wilde het eigenlijk niet accepteren. “Nee hoor, ze slapen”, zei ze en wilde ze zo snel mogelijk terugbrengen naar de poel. Ik ging met haar mee en zag hoe ze de beestjes bij de grote groep soortgenoten gooide, die van schrik alle kanten op stoven. “Zie je wel, ze leven nog!” zei ze verheugd. Twee kikkervisjes driven naar de bovenkant. We hebben maar besloten ze niet te zien, Mae en ik.

 

Img_4781

.

Img_4794

Dag 3: Garry

Img_4641

In al die jaren dat we op vakantie zijn geweest, hebben we al heel wat vrienden gehad. Veel Charles’s en Henry’s (loopkevers), een paar Minoesen (poesen), een Fikkie (een garnaal die een nacht voor onze tent in een bekertje overnacht heeft), soms zelfs een ongewenste Johnny (vlo in wat vooraf een romantische boshut leek), fikkies (guess what: honden), de gebruikelijke sebastiaans (spinnen), wat helies (irritante zweefvliegjes) en zo vergeet ik er vast nog wel een paar.

 

Dit jaar hebben we een Garry. Garry, de geurrilla-muis. Hij woont in het walletje naast ons tentenplekje en we zien hem regelmatig rondscharrelen. Echt een typische muis; grote oren, snoezig neusje, lekker wollig. Allerschattigst om te zien, echt. Maar ‘s avonds verandert hij in een soort van Ninja-warrior… Ondanks de strakke voorbereiding van mijn vriendin, die een grote afsluitbare plastic doos heeft aangeschaft waar de etenswaren in worden gestopt, wist hij de eerste avond toch zijn slag te slaan. Een pak droge pasta zat niet in de doos en toen we wakker werden was de bovenkant van de zak weggevreten. Voor zover we konden zien, was de pasta onaangeroerd gebleven, maar de boodschap was duidelijk: Garry is in da house.

 

Een gewaarschuwd mens telt voor twee , dus de tweede nacht waren we klaar voor Garry. Alles wat maar enigszins eetbaar was werd achter ritsen of in dozen gestopt, dus tevreden gingen we slapen. Helaas, de volgende ochtend bleek waar Garry toe in staat was: de plastic liter fles zonnebloem olie was omgevallen en leeggelopen. Even dachten we nog dat het om een ongelukje ging, totdat we de dop van de fles zagen: afgeknaagd. De vetvlek in de voortent van Oskar (9) is een blijvend aandenken aan Garry. Voor de derde nacht zijn we nu dus aan het overwegen om volgens oud-beren traditie al ons voedsel in de boom te hijsen…

 

Nou had ik graag wat foto’s van Garry laten zien. Zoals gezegd, hij zit in de wand naast onze tent, dus met enige regelmaat is hij duidelijk in beeld. Helaas blijkt net vandaag ons fototoestel (EOS 7D, maximaal twee jaar oud…) de geest te hebben gegeven. Een serieuze aderlating, want nu ben ik aangewezen op een iphone om deze vakantie op de gevoelige plaat vast te leggen. Gelukkig kan je inmiddels ook half redelijke foto’s met een iphone maken, maar toch: een mooie close-up van Garry zit er helaas niet in.

 

Overigens, nu we het toch over vrienden hebben, Mae (7) heeft vandaag met gevaar voor eigen leven kikkervisjes in een poel gevangen. Namen hebben ze nog niet, maar wel een heel klein bekertje waar ze in rondzwemmen, bovenop een wiebelig tafeltje. En Mae zorgt goed voor ze: ze heeft er wat blaadjes bijgedaan en verschoont het water een paar keer per dag. En ze heeft er een briefje bijgelegd dat we het bekertje niet moeten opdrinken. Nu maar hopen dat iedereen de tekst op het blaadje goed kan lezen. Met Charlie (5, net de letters aan het beheersen) en Lou (2) is dat uiteraard nooit zeker.

 

Om over Garry nog maar te zwijgen…

Dag 2: yoghurtbenen

Img_4585

De tweede dag ging van start en de sombere bespiegelingen van de eerste dag smolten als sneeuw voor de zon weg. Want die was er, de zon! Sterker nog de eerste zonnestralen vielen al om acht uur op onze tent… Daar sta je dan met je mond vol tanden over vermeende drankorgels die ochtend en middag niet goed meer uit elkaar zouden kunnen houden. Acht uur! Nou zou ik nog kunnen beweren dat de campingbaas het oosten en het westen niet goed had aangegeven, maar laten we gewoon niet flauw doen: het was ‘s morgens en we hadden zon. En tosti’s. Van de restanten Nederlands brood die we nog over hadden van gisteren.

Op zich had dat trouwens nog een domper kunnen worden: de broodvoorraad. Na de verorberde tosti’s was er nagenoeg geen brood over voor een middagmaal, terwijl het uiteraard wel gewoon zondag was. Van vorige Franse vakanties was een beeld van doodse, uitgestorven dorpjes blijven hangen, waar je op zondag niet veel meer dan bier kon kopen, dus we waren aangenaam verrast toen we in Val d’Ajol een bruisend gebeuren aantroffen. Sterker nog, toen we op een kleine, stoffige parking een stukje naast de kerk uit de bus stapten, werden we vergast op Donna Summer, die uit de dorpsspeakers schalde. Geen flauwe, krakeloze Franse chansons in dit dorp, nee, zelfs Lady Gaga werd niet geschuwd. Aan de mannen bij de Bar Du Sport, die om tien uur hun eerste pression aan het wegtikken waren, was het duidelijk niet besteed, maar de rest van het dorp deed vol overgave mee met de zondagsmarkt die op het plein werd gehouden. Ons ging het voornamelijk om brood en koffie en beide bleken voorradig. En wie zat er gisteren nou te zeuren dat het niet leuk zou worden?

Die markt in het dorp stelde niet zo heel veel voor: ook dat is een herinnering die uit vele voorgaande vakanties is blijven hangen. Dat gold echter niet voor de Brocante die even buiten het dorp werd gehouden. ‘Even buiten het dorp’ bleek boven op een heuvelrug en midden in een bos. Cd’s, wasmachines (maar, echt), Bob Ross’es en kinderski’s stonden tussen de bomen uitgestald, klaar voor de verkoop. Brocante Vogezen-stylie. Dat de verkopers allemaal zaten te verkleumen in het beschaduwde bos, terwijl er vlak naast het bos een zonnin weiland lag, deed ons wat vreemd aan, maar kon de pret verder niet drukken. Na een half uur slenteren waren we weer heel wat meuk en kinder blingbling rijker.

‘s Middags ben ik nog een stukje gaan rennen. Gewoon de weg af. Nou zijn de Vogezen nogal geaccentueerd, dus of je rent omhoog, of naar beneden. De weg die ik gekozen had was er eentje die omhoog ging. Het was mooi weer, er stonden leuke plantjes langs de weg en het rennen ging prima. Omdat ik geen horloge bij me had, had ik geen flauw idee hoe lang ik bezig was, maar ik had sterk het gevoel dat ik redelijk dicht bij de top was, dus bleef het keerpunt alsmaar uitstellen. Toen ik na ongeveer een half uur de top bereikte, bleek pas dat niet het stijgen, maar juist het dalen de echte killer voor je benen is… Toen ik twintig minuten later de camping bereikte, was ik goed gaar. De rest van de dag heb ik met benen van yoghurt over de camping gestrompeld. Eens kijken of ik morgen dat steile paadje naar de tent nog gewoon afkan…

Maar goed. De tweede dag was een stuk beter dan de eerste. Op naar de derde.

Img_4586

 .

 .

Img_4588

 

Dag 1: eerste dags blues

“En dit is jullie plek” We lopen met een ander, onbekend stel de helling van de camping op en de campingeigenaar wijst op de open plek, bij een kabbelend riviertje. De campingeigenaar, rood uitgeslagen van de vele flessen wijn die hij inmiddels achter de kiezen heeft, kijkt tevreden naar het plekje. Het onbekende stel kijkt wat zuinigjes. Het kan het enthousiasme van de eigenaar niet echt remmen. “Daar is het oosten”, wijst hij naar de ene heuvelrug, “en daar is het westen, dus jullie hebben ‘s middags zon”, vervolgt hij. Onwillekeurig kijken we allemaal even naar de donkergrijze wolken die langsjakkeren en waar de regen gestaag uit naar beneden valt. Zon, ja.

“En jullie plek is daarboven”, zegt hij en wendt zich nu tot ons. Daarboven blijkt een redelijk correcte omschrijving, want hij wijst op een open plek in het bos, een slordige tien meter boven waar we nu staan. Een klein modderig, glad paadje, met een paar venijnig uitstekende stenen leidt ons naar het plateau. Ook bij ons ontbreekt het enthousiasme als hij de plek laat zien, wat waarschijnlijk mede het gevolg is van een huilend kind dat bij de eerste beklimming al onderuit is gegaan. “En jullie hebben ‘s morgens zon”, sluit hij wederom verheugd af. Ik kijk naar de steile, hoge heuvelrug in het westen en besef dat ‘s morgens een rekbaar begrip is. Voor iemand met zo’n rode kop zal het vast nog als ‘s morgens voelen, bedenk ik in stilte.

Dus daar zitten we nu. Uitgeput. Last van een terugslag. Weggedoken in onze hoody’s om de muggen te ontlopen. Zoals wel vaker valt de eerste indruk op onze nieuwe vakantiebestemming tegen. Het zou hier zonnig zijn. Wifi was ons beloofd, maar waar wij nu zitten is geen netwerk te bekennen. Op de foto’s van de website waren helemaal geen kinderen en pubers te zien, En what’s with that steile paadje?

Het is dat we het lot niet willen tarten, maar anders zouden we nu weddenschappen aan het afsluiten zijn welk van onze kinderen zich het eerst een gat in zijn kop zal vallen.

Een te grote koekepan op een te klein gasstel, zo voelt het. Eerste- dags blues. Gelukkig duurt dat altijd maar een dag.